In 1962 werden The Hollies opgericht door zanger Allan Clarke en gitarist Graham Nash, samen met bassist Eric Haydock, gitarist Vic Steele en drummer Don Rathbone. Steele maakte al gauw plaats voor de jonge Tony Hicks, die samen met Clarke en Nash zou uitgroeien tot een van de kopstukken van de band.
We weten het, we worden stilaan oude zakken, teruggaan naar 1972 is voor velen misschien net iets van het goede teveel. Toch wordt deze hit nog bij regelmaat van de klok op de radiozenders gedraaid. Op fuiven van de jaren tachtig en negentig mag dit nummer eveneens niet ontbreken. En zoals Superleek al langs zijn neus weg wist te vertellen, ja, ik kan goede gitaar muziek wel smaken. Even wat meer info:
Na de opnamen van de eerste singles werd Rathbone vervangen door Bobby Elliott. Elliott wordt nog beschouwd als één van de beste Britse drummers. In 1966 werd Haydock uit de groep gezet en nam Bernie Calvert zijn plaats in. Calvert zou tijdens optredens ook als pianist fungeren. In 1971 verliet Clarke tijdelijk de groep. Hij werd vervangen door de Zweedse zanger Mikael Rickfors afkomstig uit de Zweedse groep Bamboo, met wie de groep het album Romany en onder andere de hit "The Baby" opnam. Hoewel Rickfors' stem ernstig verschilt van die van zijn voorganger, blijft het typerende geluid van de band min of meer gelijk, waardoor the Hollies ook na het vertrek van Clarke herkenbaar zijn voor de fans.
In 1972 keerde Clarke weer terug met "Long Cool Woman In a Black Dress ", een Creedence Clearwater Revival achtig rocknummer, waarin nu juist het handelsmerk van de groep, de driestemmige samenzang, ontbreekt. In 1973 kwamen de laatste twee grote hits van de groep uit, "The Day that Curly Billy Shot Down Crazy Sam McGee" (nummer 1 in de Top 40) en "The Air That I Breathe" (nr 1 in de Daverende 30).